Wat je van ver haalt is lekker, zegt men. Maar soms kan het importeren van een uitheemse plant- of diersoort tot een regelrechte ramp leiden. Dat gebeurt als de betreffende soort in het gastland of –gebied geen natuurlijke vijanden heeft en zich ongebreideld kan voortplanten. Dat leidt dan weer tot een bedreiging van de inheemse biodiversiteit.
Een klassiek voorbeeld is de import van konijnen in Australië, die sinds hun introductie in 1859 grote verwoestingen hebben aangericht in de inheemse plantenwereld. En in het Oost-Afrikaanse Victoriameer is het ecosysteem volkomen verstoord door het uitzetten van de nijlbaars in 1954.
Dichter bij huis kennen we het geval van de oorspronkelijk Noord-Amerikaanse muskusrat (waarvan in het begin van de 20ste eeuw vijf exemplaren in de buurt van Praag werden uitgezet). Krap een eeuw later kost de bestrijding van de rat vele miljoenen euro’s per jaar. De eveneens uit Noord-Amerika afkomstige grote waternavel bedreigt momenteel inheemse planten in de Nederlandse vijvers en vennen.
Het probleem van de bedreigende uitheemse soorten neemt vanwege de wereldwijd razendsnel toenemende mobiliteit alleen maar toe, met alle gevolgen van dien. Daarom wordt tijdens de Haagse Conferentie over Biodiversiteit speciale aandacht aan dit onderwerp besteed.