Onder ‘genetische bronnen’ verstaan we organismen waarvan de mens direct gebruik maakt. Het gaat om (delen van) plant- en diersoorten die hun weg vinden naar ons voedsel en naar geneesmiddelen, maar ook om micro-organismen die een rol spelen in, bijvoorbeeld, de waterzuivering.

Een grote varëteit aan genetische bronnen betekent dat we een ruime keuze hebben in de samenstelling van ons voedselpakket, in de productie van medicijnen en tal van andere toepassingen. Boeren en kwekers hebben in de loop der eeuwen gezorgd voor een enorme variatie aan gewassen en landbouwhuisdieren. De laatste decennia gaan wereldwijd echter veel genetische bronnen verloren. Dit proces staat bekend als “genetische erosie”. Hoofdoorzaken zijn het verdwijnen van natuurgebieden en de invoering van moderne landbouwtechnieken. Steeds meer boeren kiezen voor nieuwe, hoogproduktieve landbouwgewassen. Een Nederlands voorbeeld van genetische erosie is het verdwijnen van hoogstamboomgaarden.

De meeste genetische bronnen hebben hun oorsprong in ontwikkelingslanden. Die willen natuurlijk een graantje meepikken van wat het gebruik van hun plant- en diersoorten opbrengt. Daarom is in het Biodiversiteitsverdrag vastgelegd dat landen eigenaar zijn van de genetische bronnen op hun grondgebied. We noemen dat ‘soevereine rechten’: het is verboden planten en dieren zonder toestemming uit een bepaald land mee te nemen en te gebruiken.

Het behoud van variëteit aan genetische bronnen plus een rechtvaardige verdeling van de opbrengsten vormen samen een van de hoofddossiers van de Haagse Conferentie over Biodiversiteit.